Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0654

Datum uitspraak2002-11-13
Datum gepubliceerd2002-11-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/--651
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 02/00651 13 november 2002 CJIB 59041736341 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Amsterdam van 11 juni 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep. 3. Beoordeling 3.1. De kantonrechter heeft, uitgaande van zijn vaststelling dat de betrokkene niet binnen de in art. 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. 3.2. De betrokkene stelt dat hij wel degelijk zekerheid heeft gesteld. Hij beroept zich hiertoe op een - kennelijk abusievelijk niet met een beschikkingsnummer gekenmerkte - overschrijving d.d. 4 april 2002 ad Euro€ 76,58 aan het CJIB, welke naast twee andere betalingen ter zekerheidstelling, beide van dezelfde datum, ter hoogte van hetzelfde bedrag en met vermelding van het beschikkingsnummer waarop die betalingen betrekking hebben, is vermeld op een door hem overgelegd bankafschrift van zijn bewindvoerder. 3.3. De advocaat-generaal heeft door hem ingewonnen informatie bij het CJIB in het geding gebracht, inhoudende dat de door de betrokkene bedoelde betalingen betrekking hebben op drie zaken, waartoe niet behoort de onderhavige zaak. De advocaat-generaal stelt zich dan ook op het standpunt dat de beslissing van de kantonrechter dient te worden bevestigd. 3.4. Uit het dossier blijken de volgende feiten en omstandigheden: - aan de betrokkene is op 12 mei 2001 in de onderhavige zaak, met beschikkingsnummer (590)41736341, een sanctie opgelegd van ƒ 90,00 (Euro € 40,84) wegens "parkeren in strijd met een parkeerverbod (bord E1) (al dan niet in een zone)", welke gedraging zou zijn begaan op 10 april 2001; - voormelde sanctie is ingevolge de tweede aanmaning d.d. 9 oktober 2001 verhoogd tot ƒ168,75 (Euro€ 76,58); - bij brief van de bewindvoerder van de betrokkene, ingekomen ten parkette van de officier van justitie d.d. 19 oktober 2001, is er bezwaar aangetekend tegen de als volgt aangeduide beschikkingen: 59041736341 pleegdatum 14 juli 2000 Parkeren in strijd met parkeerverbod; 69039563968 pleegdatum 11 januari 2001 Parkeren in strijd met parkeerverbod; 99040897790 pleegdatum 14 maart 2001 Parkeren in strijd met parkeerverbod; 59041736341 pleegdatum 10 april 2001 Parkeren in strijd met parkeerverbod; - bij beslissing van de officier van justitie d.d. 23 februari 2002 is het beroep, ingesteld tegen de beschikking in de onderhavige zaak, ongegrond verklaard; - bij brief, ingekomen ten parkette van de officier van justitie d.d. 12 maart 2002, heeft de betrokkene beroep ingesteld tegen de door de officier van justitie genomen beslissingen in de zaken onder de nummers 69039563968, 59041736341 en 99040897790; - in de onderhavige zaak is de betrokkene bij brief van 19 maart 2002 gewezen op de verplichting om zekerheid te stellen tot het bedrag van de opgelegde sanctie; - in de onderhavige zaak is de betrokkene bij brief van 3 april 2002 gewezen op het verzuim, dat nog geen zekerheid is gesteld; - op 4 april 2002 is van de rekening van de bewindvoerder van de betrokkene driemaal een bedrag van Euro€ 76,58 overgeboekt naar het CJIB, waarbij respectievelijk (onder meer) is vermeld: "zekerheidsstelling 6939563968", "zekerheidsstelling 99040897790" en "dossiernummer schuldeiser 65718 4 03 ATV"; - bij het CJIB zijn drie betalingen ontvangen, welke zijn geboekt op de zaken met de nummers 40897790, 35377767 en 39563968; - bij de kantonrechter van de rechtbank zijn nog twee zaken van de betrokkene aanhangig, onder de nummers 39563968 en 40897797. 3.5. Artikel 11, eerste lid, WAHV bepaalt - zakelijk weergegeven - dat de indiener van het beroepschrift zekerheid dient te stellen "voor de betaling van de sanctie". Onder sanctie in dit artikel is te verstaan de administratieve sanctie als bedoeld in artikel 1 WAHV, dat wil zeggen: de aan de Staat te betalen geldsom voor een gedraging in strijd met de voorschriften die vallen binnen het toepassingsgebied van de WAHV, zoals deze bij de oorspronkelijke administratieve beschikking is opgelegd dan wel door de officier van justitie is verlaagd (Kamerstukken II, 1987-1988, 20 392, nr. 3 blz. 15). Het bedrag van de zekerheidstelling is derhalve gelijk aan het bedrag van de oorspronkelijke sanctie en er dient geen rekening te worden gehouden met enige verhoging. 3.6. Op grond van de hiervoor onder 3.4. weergegeven feiten en omstandigheden moet worden aangenomen, dat de betrokkene in een drietal zaken zekerheid diende te stellen, telkens ter zake een sanctie wegens de gedraging "parkeren in strijd met een parkeerverbod (bord E1) (al dan niet in een zone)", waaronder de sanctie in de onderhavige zaak, Hierbij is, zoals volgt uit het hiervoor onder 3.5. overwogene, ten onrechte door de betrokkene telkens een bedrag van €Euro 76,58 betaald, in plaats van €Euro 40,84. 3.7. Voor de beantwoording van de vraag in de onderhavige zaak tijdig zekerheid is gesteld staat voorop, of het te betalen bedrag binnen de gestelde termijn is ontvangen door het orgaan dat de betaling heeft verlangd. Nu het CJIB één van de betalingen, kennelijk de betaling waarbij geen beschikkingsnummer is vermeld, heeft afgeboekt op de zaak onder nummer 35377767, zonder eerst in contact te treden met de betrokkene om na te gaan waarop die betaling betrekking heeft, en voorts de resterende twee betalingen ad in totaal Euro€ 153,16 zoveel ruimte boden ten opzichte van de vereiste zekerheidstellingen (driemaal € Euro 40,84 in de zaken met de nummers 69039563968, 59041736341 en 99040897790, in totaal derhalve € Euro 122,52), moet de betrokkene geacht worden in de onderhavige zaak (59041736341) tijdig de vereiste zekerheid te hebben gesteld. 3.8. Gelet op het vorenoverwogene heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Na terugwijzing van de zaak dient de kantonrechter van de rechtbank te Amsterdam alsnog op het bestaande beroep te oordelen en te beslissen. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de beslissing van de kantonrechter en wijst de zaak terug naar de rechtbank te Amsterdam ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Van Dijk en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.